De archeologische plundering van het graf van Toetanchamon (1922-1930)
Verbazend genoeg werden de stoffelijke resten van de Farao Toetanchamon die net ontdekte werden door Howard Carter op 26 november 1922 niet onmiddellijk verplaatst.
De keerzijde was echter dat er praktisch onmiddellijk een systematische plundering begon van alle objecten en culturele schatten die werden aangetroffen in de tombe. Carter omschreef ze in een inventaris als “prachtige dingen”. Het is onduidelijk of de hele collectie integraal hun weg hebben gevonden naar de musea. Het is aanneembaar dat in een corrupt land als Egypte verschillende schatten zijn verdwenen op de zwarte markt of in handen zijn gekomen van obscure verzamelaars.
Een titanenwerk begon met het inventariseren van de duizenden voorwerpen die werden achtergelaten voor de “kind” koning op zijn tocht naar het hiernamaals. In oktober 1926 begon het gigantische werk en werden de eerste voorwerpen verwijderd. De laatste stukken werden verwijderd op 10 november 1930, bijna acht jaar na de ontdekking van Carter. Het waarom voor deze bijzonder laattijdige recuperatie van historische schatten heeft nooit een antwoord gekregen. Het is bijna verwerpelijk en ondenkbaar dat schatten van deze omvang niet eerder werden gevrijwaard voor plundering, schade of diefstal.
De archeologische schatten werden verpakt in houten kisten en getransporteerd naar een werkruimte om vandaar door te reizen per boot naar Kaïro. Ieder transport duurde 15 uur om het te duwen naar een hand-geduwde treinwagon. Men kan zich slechts voorstellen hoeveel labeur en tijd er is gekropen toen de Egyptenaren het voor het eerst transporteerden naar het graf van Toetanchamon.
Op ieder moment was de fotograaf van het Metropolitan Museum:Harry Burton aanwezig om alles op de gevoelige plaat vast te leggen. In totaal nam hij 2.800 foto’s. Het werd een fantastisch naslagwerk voor de geschiedenis. Wanneer men de foto’s nu bekijkt is het met een dubbel gevoel, men zou zich de vraag kunnen stellen waarom de graftombe zelf niet werd ingericht als museum. Het verhuizen van deze schatten lijkt erg op heiligenschennis en is achteraf sterk in vraag te stellen of dit een goede beslissing was. Uiteraard werden de archeologen geconfronteerd met de Egyptenaren die uiteraard enkel oog hadden voor de financiële waarde van de voorwerpen en de eventuele geldelijke gevolgen voor henzelf en hun regering. Het is ironisch dat de graven van hen die waren geacht goden te zijn nu door de nazaten van hun eigen volk werden geplunderd met weinig respect of ontzag voor de symboliek van deze vervlogen tijd. Geen enkel moslimland zou nog ooit de grandeur bereiken van deze Farao’s en hun superieure levenswijze. De beschaving van toen is in geen geval te vergelijken met de chaos en het nihilisme die nu heerst in deze streken.
De vloek van Toetanchamon mag dan wel een leuke legende zijn, het is bijna confronterend om de resten van de Faraonische tijd te ontdekken en te vergelijken met de realiteit van vandaag of van toen (1930). Is de mensheid die weinig respect aan de dag legt voor een zo rijkelijk verleden, niet gedoemd? Uiteraard is archeologie een noodzakelijk kwaad wanneer men wil blijven leren over de fantastische verdwenen beschaving maar het blijft verbazend hoe de eigen nazaten van deze grootse dynastieën geschiedenis behandelen als een economisch aspect en niets meer, sterker nog in de regio zijn er valse profeten der duisternis die de geschiedenis liever van de kaart zouden vegen.
Howard Carter zou voor de rest van zijn leven in de ban blijven van de grote Farao Toetanchamon, het bracht hem niet alleen roem en faam op, maar ook een soort van celestijnse band met een cultuur en een cultus die hem op zijn laatste levensjaren zou blijven achtervolgen in zijn dromen en gedachten.
© Thalmaray